top of page

Oefenvragen voor het vak geschiedenis

Prehistorie

1

De jacht was er belangrijk voor de mensen in de prehistorie, bijvoorbeeld om aan voedsel te komen. Noem nog een reden waarom de jacht erg belangrijk was voor de mensen die toen leefden.
 

2
Het leven in de prehistorie was erg zwaar. Noem twee redenen waarom het leven in de prehistorie erg zwaar was.

​

3

Leg de volgende begrippen uit:

A. Nomade

B. Ongeschreven bron

C. Geschreven bron

D. Archeoloog

​

Egypte

1

In Egypte gingen de meeste mensen bij de Nijl wonen. Waarom was dit een aantrekkelijke plek om te gaan wonen?

​

Waarom was Egypte een "geschenk van de Nijl"?

​

3

Leg uit hoe het overstromen van de Nijl ervoor zorgde dat niet iedereen in Egypte boer hoefde te zijn.

 

4

Noem nog drie voorbeelden van beroepen die in Egypte ontstonden.

​

5

Waarom was de farao belangrijk in Egypte? Noem 2 redenen.

Grieken

1

Hieronder staan drie stellingen. Met welke stelling ben jij het eens? Leg je mening goed uit!

a. Athene was heel erg democratisch.

b. Athene was een beetje democratisch.

c. Athene was helemaal niet democratisch.

 

2

Geef één overeenkomst en twee verschillen tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.

 

3

De Grieken stichtten kolonies. Waarom deden ze dat?

 

4

Waar of niet waar?

a. In een monarchie is er een koning.

b. Athene was een monarchie.

c. Nederland is een democratie én een monarchie.

d. In Sparta was de Raad van Vijfhonderd een belangrijk onderdeel van het bestuur.

​

​

​

Middeleeuwen

VROEGE MIDDELEEUWEN

​

1

Waarom deelde een koning in de Middeleeuwen zijn rijk op in kleine gebiedjes?

​

2

Wat is een leenheer en een leenman?

​

3

De leenman en de horige hadden allebei plichten. Bij wie horen de volgende plichten?

     a.  Herendiensten doen.  leenman / horige

     b.  Bescherming bieden als er gevaar dreigt.  leenman / horige

     c.  Toestemming vragen om te mogen trouwen.  leenman / horige

     d.  Trouw beloven aan de koning.  leenman / horige

​

​

​

​

LATE MIDDELEEUWEN

​

4

Noem twee redenen waarom een plaats stadsrechten zou willen. 

 

5

Wat krijgt de landheer terug als hij stadsrechten geeft?

​

6

Zwolle was een Hanzestad. Wat betekent dat? (1p)

  1. Zwolle had afspraken met een aantal andere steden gemaakt om de handel tussen die steden te bevorderen.

  2. Zwolle had alle gildes verboden.

  3. In Zwolle woonden veel mannen die Hans heetten.

  4. Zwolle had afgesproken dat er in de stad geen handel gedreven mocht worden.

  5. Zwolle had geen stadsrechten. De heer van het gebied waarin Zwolle ligt, mocht de stad besturen.

​

7

Wat is een gilde?

​

​

RENAISSANCE

TIJD VAN ONTDEKKERS EN HERVORMERS

​

1

Waarom gingen de Portugezen op zoek naar een zeeroute in het zuiden?

 

2

Wat betekent het woord "Renaissance"?

​

3

Waarom begon de Renaissance in Italië?

​

4

Wie zijn de humanisten?

​

5

Neem de volgende jaartallen over en zet erachter wat er in dat jaar gebeurde:

  1. Het jaar 1566

  2. Het jaar 1568

  3. Het jaar 1584

  4. Het jaar 1648

​

6

Waar was Luther het niet mee eens?

​

7

Leg het verschil uit tussen katholieke en protestantse kerken uit

​

8

Wat is de Beeldenstorm?

​

bottom of page