top of page

Oefenvragen voor het vak geschiedenis

PREHISTORIE + EGYPTE

 

1

Leg de volgende begrippen uit:

  1. Prehistorie

  2. Agrarische samenleving

  3. Akkerbouw

  4. Monarchie

  5. Nomade

​

2

Wat is het middel van bestaan van jager-verzamelaars?

​

3

Wat zijn primaire en secundaire bronnen?

​

4

De Griekse schrijver Herodotus schreef rond 450 v. Chr. het volgende:

"Egypte is een geschenk van de Nijl."

Leg uit wat hij met deze uitspraak bedoelde

​

5

Wat is irrigatielandbouw?

​

6

Waarom was et schrift zo belangrijk in Egypte?

​

7

Leg de sociale piramide uit in Egypte.

​

8. A. Leg uit hoe handel en ambacht ontstonden in Egypte.

B. Wat is het verschil tussen een landbouwsamenleving en een landbouwstedelijke samenleving.

C. Wat houdt irrigatielandbouw in? Geef twee voorbeelden.

​

9         A. Wat is een staat en hoe werd deze in het oude Egypte geregeerd?

            B. Wat is het verband tussen irrigatielandbouw en het ontstaan van staten?

​

10          A. Waarom werd er belasting betaald en hoe zag die belasting er uit in het oude Egypte?

            B. Noem drie zaken waarvoor het schrift belangrijk was? Leg uit waarom.

            C. Waarom eindigde de prehistorie met de uitvinding van het schrift?

​

11          A. Hoe is het Jodendom ontstaan?

            B. Wat is monotheïsme?

            C. Wat hebben het Christendom en de Islam met het Jodendom te maken?

​

12          A. Wie leidde de Joden volgens de Bijbel uit Egypte?

            B. Hoe zag de regering eruit in Israël?

            C. Wat is een overlevering?

​

GRIEKEN​

 

1

Leg de volgende begrippen uit:

a) tiran

b) aristocratie

c) ostracisme

d) polis

e) monarchie

​

2

Waarom was Griekenland niet een eenheid?

​

Welke hervormingen voerde Solon door?

​

4

Hoe werkte de Atheense democratie?

 

5

Wat zijn mythen?

​

6

Waar hielden de filosofen zich mee bezig?

​

7

Waar ging de Perzische oorlog om?

​

8

Waar ging de Peloponnesische oorlog om?

​

9

Waarom begonnen de Griekse stadstaten kolonies te stichten?

 

10

Wat is een agora?

 

11

Wat is een geldeconomie?

 

12

Noem vier groepen in de Atheense samenleving en ook hun rechten.

 

13

Hoe zag de Spartaanse samenleving eruit?

​

14

Waar zorgde Kleisthenes voor?

 

15

Wat is het schervengerecht?

 

16

Wanneer was je een Atheens burger?

​

​

ROMEINEN

​

  1. A. Hoe werd Rome in het begin van haar geschiedenis geregeerd?

B. Waarom werd Rome een republiek?

C. Leg uit dat de aristocratie in de Romeinse republiek belangrijk was..

​

      2)   A. Rome werd een wereldrijk. Hoe werd het toch goed bestuurd?

            B. Waarom braken er uiteindelijk burgeroorlogen uit in het Romeinse Rijk?

            C. Onder Augustus werd Rome een keizerrijk. Waarom vond de senaat dit in de

            Eerste instantie niet erg?

​

3) A. Hoe werd de belangrijkste mensen in Rome rijk?

B. Waarom was er veel armoede en werkloosheid in Rome?

C. Hoe werd het volk toch tevreden gehouden?

​

​

       4) A. Waarom spreken we van een Grieks-Romeinse cultuur en niet alleen van een

            Romeinse cultuur?

            B. Wat is Romanisering? Geef drie voorbeelden hiervan.

​

       5)  A. Wat is Romeins burgerrecht?

            B. Waarom wilden de volkeren van het Romeinse Rijk dit ook? Noem twee redenen.

​

​

​

​

​

Middeleeuwen

​

  1. A. Wat kreeg een leenman van zijn leenheer?

B. Wat kreeg een leenheer van zijn leenman?

C. Hoe noemen we dit systeem?

D. Waarom gaf een leenheer niet gewoon geld aan de leenman?

​

       2)  A. Wat is kerstenen?

            B. Wat deed de kerk met Germaanse feestdagen en waarom?

            C. Wat zijn missionarissen?

            D. Waarom kregen missionarissen vaak steun van een vorst/koning?

​

       3) A. Waarom was men in de Middeleeuwen autarkisch?

            B. Wat is het hofstelsel? Geef twee kenmerken.

            C. Wat zijn horigen?

​

       4)  A. Wat is een kalief?

B. Het Arabische Rijk was hoogontwikkeld in vergelijking met Europa tijdens de Middeleeuwen. Geef twee voorbeelden.

​

De Islam ontstond in 622 n. Chr. In Arabie.

  1. Wie is de belangrijkste profeet volgens de Islam?

  2. Hoe noemen moslims hun god?

  3. Welke gebeurtenis wordt gebruikt als begin van de islamitische jaartelling?

  4. In welk boek zijn de openbaringen van Mohammed opgeschreven?

​

​

Als moslim heb je vijf plichten (zuilen). Twee daarvan zijn het uitspreken van de geloofsbelijdenis en het vasten tijdens de Ramadan. Noem de andere drie.

  1. Om de nieuwe godsdienst te verspreiden, begon Mohammed aan de verovering van datgene wat later het Arabische Rijk zou worden.

  2. Noem drie landen die door de Arabieren werden veroverd.

  3. Hoe werden mensen van een andere godsdienst behandeld door de Arabieren?

  4. De Arabische beschaving werd over het hele Arabische Rijk verspreid. De Islam was daarbij erg belangrijk. Leg uit waarom. 

​

Vanaf de 8e eeuw werd een groot deel van Spanje en Portugal overheerst door de Moslims. Dit wordt de Moorse overheersing genoemd.

  1. Uit welk land kwamen de Moren oorspronkelijk?

  2. Wat wordt er bedoeld met de term reconquista?

  3. In welk jaartal kwam er definitief een einde aan de Moorse aanwezigheid in Spanje?

​

In Al Andalous ontstond een welvarende landbouw-stedelijke samenleving met een bloeiende Arabische cultuur.

  1. Noem twee voorbeelden van de Arabische cultuur (vb. eten, kunst, bouwstijl).

  2. Wie was Maimonides?

​

​

bottom of page